Kotomisi
De traditionale klederdracht van de creoolse vrouw is de koto. Kotomisi betekent letterlijk rokkenvrouw. Het begrip gaat terug naar de plantagetijd toen huisslavinnen zich met zoveel mogelijk lappen en doeken kleedden om zich onaantrekkelijk te maken voor de wellustige heer des huizes. Ook de blanke meesteres werd ervan verdacht uit jaloezie haar vrouwelijk personeel te ontsieren met lelijke werkkleding.
De koto bestaat uit een lange stijf gestreken rok, waarin meters stof zijn verwerkt en een kort jasje (jaki). Onder de rok zitten enkele onderrokken en op de rug een kussentje, wardoor de vrouwelijke vormen totaal onherkenbaar zijn geworden. Bij de koto hoort de angisa, of hoofddoek. De belangstelling voor deze typische creoolse hoofddracht is ook in Nederland de laatste jaren aan het toenemen. Op belangrijke evenementen, zoals de onafhankelijkheidsdag , het jaarlijkse Kwakoe-festival in de Amsterdamse Bijlmermeer, in de kerk en op verjaardagen duiken de gekleurde hoofddeksels steeds vaker op.
De bindwijze van de angisa was voor de slavinnen een communicatie-middel. Een hoofddoek met een lange flap aan de zijkant betekent "ontmoet me op de hoek". Het model met een horizontale lijn in de stijl van de steek van Napoleon wil zeggen, "bosi mi esi esi mi na sma sani" pfwel "kus me gauw ik ben van een ander". Een vrouw die door deze doeken de roddel van de buurt op haar hals heeft gehaald, komt te voorschijn met een doek met duivelshorens "laat maar kletsen", drukt ze daarmee uit. Behalve de communicatiehoofddoeken zijn er ook meer praktische modellen, zoals de baki ede (hoofdbakje). Deze angisa is zo gevouwen dat achter het hoofd een bakje is gevormd. Het dienstmeisje kon het wisselgeld hierin doen als zij boodschappen ging doen voor haar baas.

Bovenstaand is afkomstig uit mijn reisgidsje Reiswijzer Suriname.
Klik op de foto's voor meer