Martinique
Martinique is één van de allermooiste caribische eilanden. De indianen noemden het Madinina, 'Bloemeneiland', en Martinique is nog steeds beroemd om zijn prachtige tuinen en overdadige regenwoud, maar ook om zijn mooie vrouwen, fraaie stranden en typisch Creoolse cultuur. Het eiland is 80 km lang en 35,5 km breed en ligt tussen de Windward Islands Dominica in het noorden en St. Lucia in het zuiden.
Het noorden van Martinique is hoog en groen en bedekt met dicht regenwoud. Het strekt zich uit vanaf de hellingen van Mont Pelée, de enige actieve vulkaan van het eiland, via de wat lagere maar niet minder indrukwekkende toppen van de Pitons du Carbet tot aan de bananenplantages op de lagere hellingen. De centrale vlakte ten oosten van Fort-de-France, de hoofdstad aan de westkust, is het suikerrietgebied van Martinique. Het zuiden van het eiland wordt gekarakteriseerd door droge heuvels (mornes). Hier liggen verscheidenen stranden en badplaatsjes.
Misschien dat Columbus, Martinica, zoals hij het noemde, op zijn tweede reis al gezien heeft; hij is er zeker op zijn vierde reis in 1502 geweest. Columbus was lyrisch over de schoonheid van het eiland en de Carib-vrouwen die hem begroetten met de kreet 'Madinina. Het is niet zeker of Martinica een verbastering van Madinina is of een eerbetoon aan de heilige Martinus. Toen de Fransen in 1635 voor het eerst voet aan land zetten bij Le Carbet aan de westkust, heersten de Carib-indianen nog over het eiland. Na een kwart eeuw vechten werd in een verdrag vastgelegd dat de Cariben de Atlantische oostkust mochten hebben. Niet lang daarna echter waren de Fransen heer en meester op het hele eiland en plantten ze het vol met suikerriet.
De bestuurlijke hoofdstad werd in 1681 gevestigd in Fort Royal, het huidige Fort-de-France, maar het echte centrum van het eiland was St. Pierre. Deze sierlijke havenstad aan de voet van Mont Pelée werd het hart van de Franse handel en cultuur in de regio. De Britten namen het eiland in 1762 in en gaven het een jaar later samen met Guadeloupe weer terug in ruil voor Dominica, Grenada, St. Vincenten  Tobago, plus Franse gebieden in Senegal en Noord-Amerika. De omvang van de ruil toont aan hoezeer de Fransen gehecht waren aan deze Caribische bezittingen. In 1793 bereikte de Franse Revolutie Martinique en aanvankelijk wonnen de republikeinen. Binnen een jaar hadden de planters echter met hulp van de Britten het oude regime hersteld. Hoewel Martinique relatief stabiel was, vonden er toch verscheidene slavenopstanden plaats. Met de afschaffing van de slavernij in 1848 liep de suikereconomie en daarmee de welvaart sterk terug. De grootste ramp op het eiland vond echter 54 jaar later plaats, toen op 8 meu 1902 de Mont Pelée tot uitbarsting kwam. De stad St. Pierre werd verwoest en alle 30.000 inwoners werden gedood, op één na, een gevangene die beschermd werd door de dikke wanden van zijn cel.
Hoewel er inmiddels weer wat leven is gekomen in St. Pierre, is het nog maar een schaduw van wat het ooit was. Fort-de-France daarentegen bloeit. Het is een grote en bruisende havenstad met meer dan 100.000 inwoners. Langzaam eet de uitdijende hoofdstad de beboste heuvels achter de Baie de Flamands op en groeit ze oostwaarts.

Bovenstaand komt uit mijn reisgids National Geographic De Caribische eilanden.
Klik op de foto's voor meer