Trinidad en Tobago
TNT, zoals het ook wel heet, vormen een tweelingeiland aan de zuidkant van de Kleine Antillen en zijn een paar apart. Het bruisende, multiculturele Trinidad is het grootste van de twee en herbergt de hoofdstad, Port of Spain. Met 80 bij 61 km is het ook het groote van de Oost-Caribische eilanden. Trinidad raakte nog maar 10.000 jaar geleden los van het Zuid-Amerikaanse vasteland en ligt op net 11 km van de Venezolaanse kust. Het is pas onlangs met de ontwikkeling van het toerisme begonnen en valt met zijn op olie en industrie gebaseerde economie enigszins uit de toon vergeleken bij de andere Caribische eilanden.
Columbus doot het Ier ('Land van Kolibries') van de Arawaks Trinidad ('Drieëenheid').Hij zag op zijn derde reis naar de Nieuwe Wereld in 1498 namelijk drie bergtoppen in het zuidoosten van het eiland. Hoewel Spanje het eiland opeiste, wisten de indianen de kolonisten tot 1592 buiten de deur te houden. Toen kregen de Spanjaarden er voet aa ndegrond, begonnen tabak te verbouwen en hun zilvervloten te bwaken die vanuit Zuid-Amerika op weg waren naar huis.
Aan het eind van de 18e eeuw, toen de Spaanse koning land schonk aan de katholieke kolonisten, was Trinidad nog steeds een achtergebleven gebied. Franse planters die de revolutionaire guilllotine op hun eigen eilanden wilden ontlopen, begonnen er suiker- en cacaoplantages. Spanje plukte er echter niet de vruchten van, want in 1797 veroverde Groot-Britannië Trinidad en in 1814 Tobago.
Na de afschaffing van de slavernij in 1838 begonnen de plantages te kwakkelen. De oplossing werd gevonden door contractarbeiders uit Oost-Indië aan te trekken. Ze werden naar het Caribisch gebied verscheept, werkten vijf jaar in de suikerrietvelden en mochten vervolgens kiezen tussen de terugreis en een stukje land van 2 ha. Velen bleven en hun nakomelingen maken nu 40 procent uit van de buitengewoon gemêleerde eilandbevolking van circa 1.3 miljoen. Nog een 40 procent heeft Afrikaanse wortels en de resterende 20 procent komt uit Europa, China, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika.
Tijdense de Tweede Wereldoorlog werden op 225 bases verspreid over het eiland zo'n 80.000 Amerikaanse soldaten gestationeerd. Rond deze tijd kon men voor het eerst de klanken van de steeldrum horen. Muzikale inwoners van Trinidad recycleden oude olievaten en bewerkten de bovenkant net zolang to ze er verschillende noten op konden spelen. De veelzijdigheid van de steeldrums (nu 'pans' geheten) gaf een extra dimensie en raffinement aan de traditionale ritembands. De zangerige tonen van de steel pan vormen tegenwoordig de ziel van het beroemde carnaval van Trinidad, samen met de hitsige teksten van de calypso, de soca (een cross-over van soul en calypso) en de chutney (cross-over van calypso en traditionele Indiase muziek.
Trinidad en Tobago werden in 1962 onafhankelijk van Groot-Britannië en vormden in 1972 een republiek binnen het Gemenebest. De olierijkdom van Trinidad behoedde het eiland voor de toeristische haussee die zich sinds 1960 voltrokken heeft op de andere Caribische eilanden. Maar door de oliecrisies van de jaren tachtig veranderde de houding ten opzichte van het toerisme. Deze industrie staat op Trinidad nog in haar kinderschoenen (een strandhotel op Trinidad is  iets bijzonders) en het ecotoerisme is de troefkaart van het eiland.

(Bovenstaande komt uit mijn reisgidsje: National Geographic reisgids, de Caribische eilanden)
Klik op de foto's voor meer